Govert Flinck, Isaäk zegent Jacob, ca. 1633
olieverf op doek, h 117cm × b 141cm.
DOEK
De voorstelling is geschilderd op een tamelijk grof geweven doek van ruim anderhalve meter breed en honderdvijfentwintig centimeter hoog. Het is samengesteld uit twee verticale stroken, waarbij de naad net links van de figuurgroep loopt.
Op de achterkant van het schilderij is een steundoek aangebracht. Met het blote oog is daarom het oorspronkelijke schildersdoek niet meer te zien.
Dat kan wel met een röntgenfoto, die verschillende kenmerken van het doek zichtbaar maakt. Hierop is echter niet het doek zelf te zien, maar een afdruk van het weefsel in de gronderingslaag.
Als de röntgenfoto van dichtbij wordt bekeken dan zien we de afdruk van de draden van het originele doek in de gronderingslaag. Flinck gebruikt een tamelijk grof doek dat per vierkante centimeter gemiddeld dertien horizontale en elf verticale draden meet.
Op de röntgenfoto is de naad goed te zien. De linker strook is ruim vijfenveertig centimeter breed en de rechter strook iets meer dan een meter. Bij het schilderen houdt Flinck rekening met deze naad. Hij plaatst zijn figuren er precies naast. Als de naad in de loop der tijd zou gaan aftekenen in het geschilderde oppervlak, zou dat het belangrijkste deel van zijn compositie niet storend beïnvloeden.
Sinds kort kunnen wetenschappers met behulp van de röntgenfoto het weefsel digitaal analyseren. Een computer meet de dichtheid van het weefsel en toont daarin de kleinste oneffenheden en vervormingen in een zogenaamde ‘draden-dichtheids-kaart’.
In de rode gedeeltes zijn veel draden aanwezig, in de blauwe minder. Geel en oranje geven de waarden daartussen aan. Als de verflaag heel dik is, zijn er geen metingen mogelijk. Dat wordt op de kaart zichtbaar als zwart.
Dit is de ‘draden-dichtheids-kaart’ van de horizontale draden. Dat het een handgeweven doek is, blijkt uit het ongelijke weefsel. Net als in de röntgenfoto tekent de verticale naad tussen de twee doekstroken zich duidelijk af, omdat de verflaag hier extra dik is.
Dit is de ‘draden-dichtheids-kaart’ van de verticale draden. Deze kaart is bijzonder interessant omdat hieruit blijkt dat beide stroken uit dezelfde rol doek zijn geknipt. Het dradenpatroon van beide stroken loopt door.
Het doek wordt in de zeventiende eeuw meestal met touwtjes opgespannen op een tijdelijk schildersraam. Om het doek voor het schilderen te prepareren krijgt het eerst een dunne lijmlaag.
Bij het drogen van die lijmlaag krimpt het doek. Daardoor komt er spanning te staan op de punten waar de touwtjes aan het doek zijn bevestigd. Tussen die bevestigingspunten trekt het doek krom. Deze vervormingen worden spanguirlandes genoemd. Wanneer deze spanguirlandes aan de randen van het doek te zien zijn, heeft een schilderijdoek nog zijn oorspronkelijke formaat en is het niet later bijgesneden.
Op de röntgenfoto van Flincks schilderij zijn de spanguirlandes goed te zien. Maar op een digitale kaart, die aangeeft hoe de draden lopen, nog beter.
Deze kaart toont het verloop van de horizontale draden. De spanguirlandes aan de boven- en onderzijde zijn goed te zien in rood en blauw. Op de kaart met het verloop van de verticale draden zijn de spanguirlandes rechts te zien. Aan de linkerkant ontbreken zij en is het doek dus bijgesneden.